
vrijdag, september 20, 2002
Zojuist is verschenen Afghanistan: The Road to Kabul van Ron Haviv. De foto's in dit boek zijn van even hoog niveau als in zijn eerdere boek Blood and Honey: A Balkan war journal. Zie ook het artikel hieronder.
Hardline Serb nationalists have repeatedly disrupted an exhibition of photographs from the Balkan wars of the 1990s. They say the touring show by U.S. photographer Ron Haviv, which chronicles the violent break-up of Yugoslavia, displays anti-Serb bias. One of the organizers in the central town of Cacak was beaten up two months ago. Supporters of ex-Bosnian Serb leader and genocide suspect Radovan Karadzic later prevented it from opening in the town of Kragujevac.
The show covers a decade of bloodshed from the Serb capture of the Croatian town of Vukovar in 1991 to Belgrade's crackdown on Kosovo Albanians and last year's conflict in Macedonia. Protesters shouted nationalist slogans at the recent opening in Novi Sad, where police were called in to prevent trouble. The northern city was the last stop for "Blood and Honey: A Balkan war journal," which is due to close on Friday. Haviv's work has been published in journals like Newsweek and Time. Photographs in the show include emaciated Muslim prisoners held in a Serb detention camp during the 1992-1995 Bosnian war.
Many visitors complained the collection was a one-sided show of mostly non-Serb victims. They expressed their outrage on comment sheets provided by organizers. "Where were you when your country waged war in Vietnam, Korea and Iraq?" read one remark next to a photograph from the Bosnian Serb siege of Sarajevo. "Your country killed millions in the name of democracy.Where are the pictures from NATO's bombing?" asked another, referring to the U.S.-led air campaign against Yugoslavia in 1999 to halt Serbian repression in Kosovo under ex-Yugoslav President Slobodan Milosevic.
Rights activists say the hostile reception during the show's six-month tour highlights the difficulties in Serbia in confronting the truth about war crimes during the rule of Milosevic, now on trial at The Hague. Many Serbs reject the view widely held in the West that Milosevic's Serbia was the main culprit in the death of Yugoslavia, with Serb forces behind many atrocities.
Human Rights Watch, a New York-based group, last month criticized the authorities for not taking stronger action against extremists trying to disrupt the exhibition, sponsored by a U.S. non-governmental organization, Freedom House. "The problem stems from the government's reluctance to seriously confront the issue of war crimes against non-Serbs in the former Yugoslavia," it said in a statement.
One of the exhibition's most disturbing pictures shows a paramilitary soldier under the command of feared Serb warlord Zeljko "Arkan" Raznatovic about to kick the body of a Muslim woman shot dead in the Bosnian town of Bijeljina in 1992. "Serbian heroes," said a comment scribbled underneath. But others expressed disgust. "Pictures of war criminals," one wrote. "Those guys are walking in our streets today."
Bron: Reuters.
The show covers a decade of bloodshed from the Serb capture of the Croatian town of Vukovar in 1991 to Belgrade's crackdown on Kosovo Albanians and last year's conflict in Macedonia. Protesters shouted nationalist slogans at the recent opening in Novi Sad, where police were called in to prevent trouble. The northern city was the last stop for "Blood and Honey: A Balkan war journal," which is due to close on Friday. Haviv's work has been published in journals like Newsweek and Time. Photographs in the show include emaciated Muslim prisoners held in a Serb detention camp during the 1992-1995 Bosnian war.
Many visitors complained the collection was a one-sided show of mostly non-Serb victims. They expressed their outrage on comment sheets provided by organizers. "Where were you when your country waged war in Vietnam, Korea and Iraq?" read one remark next to a photograph from the Bosnian Serb siege of Sarajevo. "Your country killed millions in the name of democracy.Where are the pictures from NATO's bombing?" asked another, referring to the U.S.-led air campaign against Yugoslavia in 1999 to halt Serbian repression in Kosovo under ex-Yugoslav President Slobodan Milosevic.
Rights activists say the hostile reception during the show's six-month tour highlights the difficulties in Serbia in confronting the truth about war crimes during the rule of Milosevic, now on trial at The Hague. Many Serbs reject the view widely held in the West that Milosevic's Serbia was the main culprit in the death of Yugoslavia, with Serb forces behind many atrocities.
Human Rights Watch, a New York-based group, last month criticized the authorities for not taking stronger action against extremists trying to disrupt the exhibition, sponsored by a U.S. non-governmental organization, Freedom House. "The problem stems from the government's reluctance to seriously confront the issue of war crimes against non-Serbs in the former Yugoslavia," it said in a statement.
One of the exhibition's most disturbing pictures shows a paramilitary soldier under the command of feared Serb warlord Zeljko "Arkan" Raznatovic about to kick the body of a Muslim woman shot dead in the Bosnian town of Bijeljina in 1992. "Serbian heroes," said a comment scribbled underneath. But others expressed disgust. "Pictures of war criminals," one wrote. "Those guys are walking in our streets today."
Bron: Reuters.
Zijn naam is een begrip, z'n foto's zijn iconen. Don McCullin behoort tot de kleine kring van 's werelds beste frontfotografen. Maar wat heb je aan al die waardering als je gelooft dat jouw gruwelijke oorlogsfoto's niets wezenlijks hebben veranderd? Vandaag opent de overzichtstentoonstelling Don McCullin Or The Business Of Being Human in het Fotografiemuseum Amsterdam.
Lees verder in het Algemeen Dagblad van vandaag.
Lees verder in het Algemeen Dagblad van vandaag.
donderdag, september 19, 2002
Journalist/fotograaf Arnold Karskens, werkzaam voor Nieuwe Revu, hoeft van een rechtbank in Brussel geen schadevergoeding te betalen aan de Belgische Afrika-specialiste en -journaliste Els De Temmerman. Zij had hem aangeklaagd wegens laster.
Karskens heeft felle kritiek op De Temmerman, onder andere in zijn boek 'Pleisters op de ogen, de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo', dat vorig jaar maart uitkwam. De Belgische zou moordpartijen tijdens de genocide in 1994 in Ruanda hebben beschreven, terwijl ze toen hoofdzakelijk op de relatief veilige luchthaven van de hoofdstad Kigali verbleef.
Karskens bestempelt haar als een 'lounge lizard' die verhalen verzint vanuit een hotel uit schrik voor het echte verslaggeverswerk. De Temmerman dagvaardde Karskens, die in Brussel woont, en eiste in totaal ruim € 30.000 schadevergoeding. Dat bedrag zou zij afstaan aan een stichting voor Oegandese kinderen.
Karskens: 'Lounge lizards kom je tegen in de hoofdstedelijke hotels. Ze hangen een beetje rond, horen collega's uit en lopen persconferenties af. Ze durven de stap niet aan om er zelf op uit te trekken. Ze schrijven jouw verhalen op alsof ze er zelf bij waren. Bij thuiskomst schetsen ze de meest fantastische taferelen. Ze vragen zich hardop af waarom jij niet van die grote verhalen vertelt. Jij hebt het toch ook meegemaakt? Voor je het weet gaan dat soort spannende verzinsels de boventoon voeren en ben je nergens meer met je reportage waarvoor je je in het zweet hebt gewerkt en je leven in de waagschaal hebt gesteld.'
Els De Temmerman, de Vlaamse sterreporter en meervoudig winnares van journalistieke prijzen, die onder meer voor de Volkskrant de slachting in Rwanda versloeg, spant de kroon. Karskens: 'Wat De Temmerman heeft gedaan is een schande voor de Nederlandse journalistiek. Op een gegeven moment schrijft ze dat ze met een cameraman in Somaliland dekking moet zoeken voor een horde bloeddorstigen. Ik heb die cameraman opgezocht en die vertelde dat er niets aan de hand was. Alleen wat mensen die hen hebben weggewuifd. Ze heeft fantastische verhalen over Artsen zonder Grenzen. Ze moest aanwijzen welke baby's behandeld konden worden en welke zouden sterven wegens een gebrek aan medicijnen. Maar ze was alleen maar administratief medewerkster. Dit zijn maar een paar kleine voorbeelden die deel uitmaken van een mechanisme. Ze voerde zichzelf regelmatig op als getuige van gebeurtenissen die ze nooit heeft meegemaakt. In mijn boek doe ik het hele verhaal uit de doeken.'
Bronnen: ANP, De Groene Amsterdammer.
Karskens heeft felle kritiek op De Temmerman, onder andere in zijn boek 'Pleisters op de ogen, de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo', dat vorig jaar maart uitkwam. De Belgische zou moordpartijen tijdens de genocide in 1994 in Ruanda hebben beschreven, terwijl ze toen hoofdzakelijk op de relatief veilige luchthaven van de hoofdstad Kigali verbleef.
Karskens bestempelt haar als een 'lounge lizard' die verhalen verzint vanuit een hotel uit schrik voor het echte verslaggeverswerk. De Temmerman dagvaardde Karskens, die in Brussel woont, en eiste in totaal ruim € 30.000 schadevergoeding. Dat bedrag zou zij afstaan aan een stichting voor Oegandese kinderen.
Karskens: 'Lounge lizards kom je tegen in de hoofdstedelijke hotels. Ze hangen een beetje rond, horen collega's uit en lopen persconferenties af. Ze durven de stap niet aan om er zelf op uit te trekken. Ze schrijven jouw verhalen op alsof ze er zelf bij waren. Bij thuiskomst schetsen ze de meest fantastische taferelen. Ze vragen zich hardop af waarom jij niet van die grote verhalen vertelt. Jij hebt het toch ook meegemaakt? Voor je het weet gaan dat soort spannende verzinsels de boventoon voeren en ben je nergens meer met je reportage waarvoor je je in het zweet hebt gewerkt en je leven in de waagschaal hebt gesteld.'
Els De Temmerman, de Vlaamse sterreporter en meervoudig winnares van journalistieke prijzen, die onder meer voor de Volkskrant de slachting in Rwanda versloeg, spant de kroon. Karskens: 'Wat De Temmerman heeft gedaan is een schande voor de Nederlandse journalistiek. Op een gegeven moment schrijft ze dat ze met een cameraman in Somaliland dekking moet zoeken voor een horde bloeddorstigen. Ik heb die cameraman opgezocht en die vertelde dat er niets aan de hand was. Alleen wat mensen die hen hebben weggewuifd. Ze heeft fantastische verhalen over Artsen zonder Grenzen. Ze moest aanwijzen welke baby's behandeld konden worden en welke zouden sterven wegens een gebrek aan medicijnen. Maar ze was alleen maar administratief medewerkster. Dit zijn maar een paar kleine voorbeelden die deel uitmaken van een mechanisme. Ze voerde zichzelf regelmatig op als getuige van gebeurtenissen die ze nooit heeft meegemaakt. In mijn boek doe ik het hele verhaal uit de doeken.'
Bronnen: ANP, De Groene Amsterdammer.
Vanavond om 22.00 op SBS6 een Amerikaans filmpje over paparazzi.
Rondom het beroep van oorlogsfotograaf hangt een aura van romantiek. Stoere mannen, die met zware Nikon-cameras door kogelregens rennen waarna ze het in de hotelbar op een zuipen zetten. De praktijk is anders, blijkt uit het artikel dat fotojournalist en schrijver Teun Voeten voor Studio schreef.
Op zich is de term oorlogsfotografie misleidend. 'Ontredderingsfotografie' is eerder op zijn plaats. Vaak is het immers niet de oorlog die gefotografeerd wordt, maar de nasleep ervan: verwoesting, hongersnood, ziekten, ontwrichting en altijd maar weer die enorme rijen vluchtelingen. De strijdende partijen in actie worden zelden in beeld gebracht. Begrijpelijk. Niet alleen is fotograferen aan liet front gevaarlijk, maar bovenal laten gevechtshandelingen zich moeilijk op stilstaande beelden vastleggen. Dus is het aanschuiven met tientallen collega's bij een vluchtelingenkamp. Het beeld van een soldaat die een Kalashnikov op de vijand leegschiet geeft een verstilde foto van iemand met een geweer waar een dun pluimpje rook uitkomt. Het geluid, de actie en de terugslag laten zich niet op een 'still' vastleggen. Op film en video ziet het er al een stuk imposanter uit. Ook is aan het front meestal niet zoveel te doen. Soldaten lummelen wekenlang rond, drinken thee en koffie, doen de was en leggen een spelletje kaart, plotseling afgebroken door een confrontatie die soms maar enkele minuten duurt. In Afghanistan zat de frontlijn maandenlang muurvast, gevolgd door een totaal onverwachte doorbraak die ongeduldige collega's die al naar huis waren vertrokken - mijzelf incluis - moesten missen.
Een andere reden is dat sommige strijdende partijen - of liever: slachtende partijen - niet zo trots zijn op hun werk en daarom pottenkijkers weren. De daders van de massamoorden in Bosnië, Kosovo en Rwanda zijn nauwelijks in actie geregistreerd: De slachtoffers daarentegen, eindeloze stromen uitgeteerde vluchtelingen, massagraven, zijn tot in den treure gefotografeerd. Hetzelfde geldt voor de rebellen in Sierra Leone: geen beelden van de beulen aan het werk, wel beelden van door hen geamputeerde mensen. Waar de schrijvende journalist nog aan de hand van getuigenissen uit tweede hand de horror kan reconstrueren, moet de fotograaf per definitie ooggetuige zijn. En het vak lijkt er de laatste jaren alleen maar moeilijker op te worden. Steeds meer oorlogen gaan om conflicten tussen warlords met als inzet drugs, diamanten, smokkelroutes. Een ideologie is meestal ver te zoeken. Deze warlords hebben er dan ook geen enkel belang bij dat hun oorlogsmisdaden door de journalistiek verslagen worden. In streken zoals Colombia en Tsjetsjenië is ontvoering van journalisten zelfs een bron van inkomen. In andere situaties, zoals de Golfoorlog, wordt de bewegingsvrijheid van de pers door de grote mogendheden zodanig beperkt, dat de oorlog een computerspel of videogame lijkt te worden. Op zich is het volkomen legitiem enkel met beelden van de gevolgen van een gewapend conflict thuis te komen. Vaak illustreren deze beelden uitstekend de verschrikkingen van oorlog die meer aspecten kent dan enkel het wapengekletter. Maar oorlogsfotografie is het niet.
Afgelopen zomer organiseerde het Nederlandse Foto Instituut in Rotterdam de tentoonstelling 'Brandhaarden: Nederlandse fotografen in internationale conflicten'. Terecht werd de term oorlogsfotografie niet gebezigd. Want, zoals Roos Tesselaar schreef in het Algemeen Dagblad, er was vooral as te zien, en nauwelijks brand. In een recensie in de Volkskrant erkenden enkele fotografen dat er nauwelijks een Nederlandse traditie bestaat in de oorlogsfotografie. Dit heeft een financiële oorzaak: Een oorlog op een professionele manier verslaan vergt budgetten die de Nederlandse dag- en weekbladen met hun relatief kleine oplages ver te boven gaan. Maar het heeft ook te maken met een mentaliteit, waarin alles het liefst 'leuk en gezellig' moet blijven. In een oververzekerde verzorgingsstaat is men nu eenmaal minder bereid risico's te nemen. Zij die het doen zijn uitslovers of avonturiers. De jonge fotografe Pascale van Bemmel die in 1993 en 1994 - nogal onbesuisd - de frontlinies van Sarajevo en Mostar afstruinde kreeg van oudere collega's bij het Parool te horen dat ze eerst beter nog een jaartje ervaring kon opdoen op de stadsredactie. Een NRC-redacteur in dezelfde tijd schudde meewarig het hoofd toen ik terugkwam uit Bosnië en sprak de vaderlijke woorden: 'Jongen, jongen. Wat heb je er toch te zoeken, het is zo gevaarlijk daar.' Allemaal ongetwijfeld zeer goed bedoeld, maar niet erg stimulerend.
Daarom werd ik ook zo kwaad toen in dezelfde recensie over de 'Brandhaarden'-expositie enkele Nederlandse collega's zich zeer badinerend uitlieten over James Nachtwey, een van de beste oorlogsfotografen van dit moment. 'Zijn foto's zijn te macho, te stoer, te Amerikaans' en 'Blijkbaar heeft hij die kick nodig'. Een andere collega hoorde ik verkondigen dat Nachtwey een middelmatige fotograaf is die met een 'dun' onderwerp niet uit de voeten zou kunnen komen. James Nachtwey is actief sinds de jaren tachtig en heeft onder andere de conflicten in Nicaragua, Haïti, Rwanda, Bosnië, Soedan, Zuid-Afrika, Afghanistan, het Midden-Oosten, Tsjetsjenië en Indonesië op een onvergetelijke manier in beeld gebracht. Wie zijn boeken Deeds of War en Inferno doorbladert, wordt er koud van. Niet alleen van de toestand in de wereld, maar ook van het vakmanschap van de fotograaf. Nachtwey schijnt altijd op 'the right place, the right time' te zijn en dan ook nog eens elke keer het juiste licht te treffen. Soms lijkt het wel of de man, die overigens niet rookt of drinkt, een pact met de duivel heeft gesloten.
In de documentaire 'James Nachtwey: War Photographer' wordt een blik achter de schermen gegund. Een kleine camcorder die op zijn camera gemonteerd is, laat de kijker door de zoeker van de lens meekijken. De Zwitserse cineast Christian Frei volgt Nachtwey op zijn beurt met een videocamera. Afgezien van de zware onlusten in het Midden-Oosten, waar we Nachtwey beheerst en koelbloedig maar vooral voorzichtig aan het werk zien, toont de documentaire niet veel wapengeweld - waarschijnlijk uit praktische overwegingen. Lange fragmenten in de documentaire gaan over armoede in Indonesië en de nasleep van de bevrijding van Kosovo. In ieder geval wordt het duidelijk waarom Nachtwey zo'n goed fotograaf is: Hij houdt zich strikt aan het adagium van de legendarische oorlogsfotograaf Robert Capa: 'If your photo's aren't good enough, you aren't close enough.' Nachtwey, die al enkele malen gewond raakte, drukt letterlijk de lens op de neus van zijn objecten terwijl hij zelf onzichtbaar blijft. Wat niet in de documentaire getoond wordt is de rompslomp die bij fotograferen in conflictgebieden komt kijken. Op een gemiddelde reportage is men 90 procent van de tijd bezig met allerlei frustrerende, saaie en vervelende bezigheden zoals wachten, aanvragen van toestemmingen, wachten, onderhandelingen met de autoriteiten, wachten, dagenlang in auto's hobbelen en nog eens wachten, wachten en wachten. In War Photographer lijkt het wel of Nachtwey elke keer weer op de juiste piek wordt gedropt en daar zijn onderwerpen op een presenteerblaadje aantreft.
Wat Nachtwey precies drijft om zijn gevaarlijke werk te doen blijft ook een mysterie. Nachtwey toont zich een idealist pur sang die de onrechtvaardigheid in de wereld aan de kaak wil stellen en die geen greintje last schijnt te hebben van cynisme of sarcasme. Veel andere collega's geven grif toe dat hun motivatie een gezonde mix is van betrokkenheid enerzijds en sensatiezucht anderzijds. Anderen twijfelen over het nut van het vak en voelen zich soms voyeurs die zich ongevraagd in de privésfeer van hun objecten opdringen. Zo niet Nachtwey, die volkomen van zichzelf overtuigd lijkt te zijn. Maar de exacte motivatie van Nachtwey is ook niet relevant, Wat telt zijn zijn foto's: en die zijn simpelweg wereldklasse.
Bron: Teun Voeten / KRO Studio.
Op zich is de term oorlogsfotografie misleidend. 'Ontredderingsfotografie' is eerder op zijn plaats. Vaak is het immers niet de oorlog die gefotografeerd wordt, maar de nasleep ervan: verwoesting, hongersnood, ziekten, ontwrichting en altijd maar weer die enorme rijen vluchtelingen. De strijdende partijen in actie worden zelden in beeld gebracht. Begrijpelijk. Niet alleen is fotograferen aan liet front gevaarlijk, maar bovenal laten gevechtshandelingen zich moeilijk op stilstaande beelden vastleggen. Dus is het aanschuiven met tientallen collega's bij een vluchtelingenkamp. Het beeld van een soldaat die een Kalashnikov op de vijand leegschiet geeft een verstilde foto van iemand met een geweer waar een dun pluimpje rook uitkomt. Het geluid, de actie en de terugslag laten zich niet op een 'still' vastleggen. Op film en video ziet het er al een stuk imposanter uit. Ook is aan het front meestal niet zoveel te doen. Soldaten lummelen wekenlang rond, drinken thee en koffie, doen de was en leggen een spelletje kaart, plotseling afgebroken door een confrontatie die soms maar enkele minuten duurt. In Afghanistan zat de frontlijn maandenlang muurvast, gevolgd door een totaal onverwachte doorbraak die ongeduldige collega's die al naar huis waren vertrokken - mijzelf incluis - moesten missen.
Een andere reden is dat sommige strijdende partijen - of liever: slachtende partijen - niet zo trots zijn op hun werk en daarom pottenkijkers weren. De daders van de massamoorden in Bosnië, Kosovo en Rwanda zijn nauwelijks in actie geregistreerd: De slachtoffers daarentegen, eindeloze stromen uitgeteerde vluchtelingen, massagraven, zijn tot in den treure gefotografeerd. Hetzelfde geldt voor de rebellen in Sierra Leone: geen beelden van de beulen aan het werk, wel beelden van door hen geamputeerde mensen. Waar de schrijvende journalist nog aan de hand van getuigenissen uit tweede hand de horror kan reconstrueren, moet de fotograaf per definitie ooggetuige zijn. En het vak lijkt er de laatste jaren alleen maar moeilijker op te worden. Steeds meer oorlogen gaan om conflicten tussen warlords met als inzet drugs, diamanten, smokkelroutes. Een ideologie is meestal ver te zoeken. Deze warlords hebben er dan ook geen enkel belang bij dat hun oorlogsmisdaden door de journalistiek verslagen worden. In streken zoals Colombia en Tsjetsjenië is ontvoering van journalisten zelfs een bron van inkomen. In andere situaties, zoals de Golfoorlog, wordt de bewegingsvrijheid van de pers door de grote mogendheden zodanig beperkt, dat de oorlog een computerspel of videogame lijkt te worden. Op zich is het volkomen legitiem enkel met beelden van de gevolgen van een gewapend conflict thuis te komen. Vaak illustreren deze beelden uitstekend de verschrikkingen van oorlog die meer aspecten kent dan enkel het wapengekletter. Maar oorlogsfotografie is het niet.
Afgelopen zomer organiseerde het Nederlandse Foto Instituut in Rotterdam de tentoonstelling 'Brandhaarden: Nederlandse fotografen in internationale conflicten'. Terecht werd de term oorlogsfotografie niet gebezigd. Want, zoals Roos Tesselaar schreef in het Algemeen Dagblad, er was vooral as te zien, en nauwelijks brand. In een recensie in de Volkskrant erkenden enkele fotografen dat er nauwelijks een Nederlandse traditie bestaat in de oorlogsfotografie. Dit heeft een financiële oorzaak: Een oorlog op een professionele manier verslaan vergt budgetten die de Nederlandse dag- en weekbladen met hun relatief kleine oplages ver te boven gaan. Maar het heeft ook te maken met een mentaliteit, waarin alles het liefst 'leuk en gezellig' moet blijven. In een oververzekerde verzorgingsstaat is men nu eenmaal minder bereid risico's te nemen. Zij die het doen zijn uitslovers of avonturiers. De jonge fotografe Pascale van Bemmel die in 1993 en 1994 - nogal onbesuisd - de frontlinies van Sarajevo en Mostar afstruinde kreeg van oudere collega's bij het Parool te horen dat ze eerst beter nog een jaartje ervaring kon opdoen op de stadsredactie. Een NRC-redacteur in dezelfde tijd schudde meewarig het hoofd toen ik terugkwam uit Bosnië en sprak de vaderlijke woorden: 'Jongen, jongen. Wat heb je er toch te zoeken, het is zo gevaarlijk daar.' Allemaal ongetwijfeld zeer goed bedoeld, maar niet erg stimulerend.
Daarom werd ik ook zo kwaad toen in dezelfde recensie over de 'Brandhaarden'-expositie enkele Nederlandse collega's zich zeer badinerend uitlieten over James Nachtwey, een van de beste oorlogsfotografen van dit moment. 'Zijn foto's zijn te macho, te stoer, te Amerikaans' en 'Blijkbaar heeft hij die kick nodig'. Een andere collega hoorde ik verkondigen dat Nachtwey een middelmatige fotograaf is die met een 'dun' onderwerp niet uit de voeten zou kunnen komen. James Nachtwey is actief sinds de jaren tachtig en heeft onder andere de conflicten in Nicaragua, Haïti, Rwanda, Bosnië, Soedan, Zuid-Afrika, Afghanistan, het Midden-Oosten, Tsjetsjenië en Indonesië op een onvergetelijke manier in beeld gebracht. Wie zijn boeken Deeds of War en Inferno doorbladert, wordt er koud van. Niet alleen van de toestand in de wereld, maar ook van het vakmanschap van de fotograaf. Nachtwey schijnt altijd op 'the right place, the right time' te zijn en dan ook nog eens elke keer het juiste licht te treffen. Soms lijkt het wel of de man, die overigens niet rookt of drinkt, een pact met de duivel heeft gesloten.
In de documentaire 'James Nachtwey: War Photographer' wordt een blik achter de schermen gegund. Een kleine camcorder die op zijn camera gemonteerd is, laat de kijker door de zoeker van de lens meekijken. De Zwitserse cineast Christian Frei volgt Nachtwey op zijn beurt met een videocamera. Afgezien van de zware onlusten in het Midden-Oosten, waar we Nachtwey beheerst en koelbloedig maar vooral voorzichtig aan het werk zien, toont de documentaire niet veel wapengeweld - waarschijnlijk uit praktische overwegingen. Lange fragmenten in de documentaire gaan over armoede in Indonesië en de nasleep van de bevrijding van Kosovo. In ieder geval wordt het duidelijk waarom Nachtwey zo'n goed fotograaf is: Hij houdt zich strikt aan het adagium van de legendarische oorlogsfotograaf Robert Capa: 'If your photo's aren't good enough, you aren't close enough.' Nachtwey, die al enkele malen gewond raakte, drukt letterlijk de lens op de neus van zijn objecten terwijl hij zelf onzichtbaar blijft. Wat niet in de documentaire getoond wordt is de rompslomp die bij fotograferen in conflictgebieden komt kijken. Op een gemiddelde reportage is men 90 procent van de tijd bezig met allerlei frustrerende, saaie en vervelende bezigheden zoals wachten, aanvragen van toestemmingen, wachten, onderhandelingen met de autoriteiten, wachten, dagenlang in auto's hobbelen en nog eens wachten, wachten en wachten. In War Photographer lijkt het wel of Nachtwey elke keer weer op de juiste piek wordt gedropt en daar zijn onderwerpen op een presenteerblaadje aantreft.
Wat Nachtwey precies drijft om zijn gevaarlijke werk te doen blijft ook een mysterie. Nachtwey toont zich een idealist pur sang die de onrechtvaardigheid in de wereld aan de kaak wil stellen en die geen greintje last schijnt te hebben van cynisme of sarcasme. Veel andere collega's geven grif toe dat hun motivatie een gezonde mix is van betrokkenheid enerzijds en sensatiezucht anderzijds. Anderen twijfelen over het nut van het vak en voelen zich soms voyeurs die zich ongevraagd in de privésfeer van hun objecten opdringen. Zo niet Nachtwey, die volkomen van zichzelf overtuigd lijkt te zijn. Maar de exacte motivatie van Nachtwey is ook niet relevant, Wat telt zijn zijn foto's: en die zijn simpelweg wereldklasse.
Bron: Teun Voeten / KRO Studio.
Prins Bernhard (91) reikt op woensdag 23 oktober de Erasmusprijs (150.000 euro) uit aan fotografenechtpaar Bernd en Hilla Becher. De prijsuitreiking heeft plaats in het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam.
Het thema van de Erasmusprijs 2002 is 'Foto en document'. De prijs is toegekend aan het echtpaar Becher omdat het stel beschouwd kan worden als grondleggers van de nieuwe, registrerende fotografie. ,,Door hun benadering van fotografische documentatie als een bij uitstek sober zwart-wit concept, waarbij het beeld is teruggebracht tot zijn essentie, hebben zij een brug geslagen naar de beeldende kunst'', luidt de motivering.
Bron: ANP.
Het thema van de Erasmusprijs 2002 is 'Foto en document'. De prijs is toegekend aan het echtpaar Becher omdat het stel beschouwd kan worden als grondleggers van de nieuwe, registrerende fotografie. ,,Door hun benadering van fotografische documentatie als een bij uitstek sober zwart-wit concept, waarbij het beeld is teruggebracht tot zijn essentie, hebben zij een brug geslagen naar de beeldende kunst'', luidt de motivering.
Bron: ANP.
Ik zie wel eens foto's van mooie dames in bushokjes. Dat past wel binnen mijn waarden- en normenpatroon.
VVD-partijleider Gerrit Zalm tijdens de Algemene beschouwingen in de Tweede Kamer.
VVD-partijleider Gerrit Zalm tijdens de Algemene beschouwingen in de Tweede Kamer.
De Franse mode- en glamourfotograaf Guy Bourdin (1928-1991) werd wereldberoemd in Frankrijk door zijn werk voor het blad Vogue en het schoenhuis Charles Jourdan, waarvoor hij tussen 1955 en 1985 licht-surrealistische, bevreemdende maar immer intrigerende fotoreportages maakte. Omdat op het Internet niets over de man te vinden was, zette de Britse fotograaf Alva Bernadine een Guy Bourdin-hommagesite op, met naast een korte biografie ook een portfolio met 73 foto’s.
Bron: HUMO.
Bron: HUMO.
Het fotografenechtpaar Bernd en Hilla Becher, dat op 23 oktober de Erasmusprijs krijgt uitgereikt, wordt tot de conceptuele kunstenaars gerekend. Hun concept is simpel: de Bechers fotograferen oude gebouwen. Ze begonnen daarmee aan het einde van de jaren vijftig toen Bernd (van oorsprong schilder) en Hilla (opgeleid als reclamefotografe) zagen dat de industriële gebouwen uit hun jeugd werden afgebroken. Al die gebouwen waarvan de architect niet bekend is en die louter om hun functie werden neergezet, verdwenen of ze nooit hadden bestaan. En dus begonnen de Bechers ze te fotograferen, vanuit hun `conserverende behoefte' zo afstandelijk mogelijk. Hun foto's zijn altijd in zwart-wit, nooit is er een mens of een schaduw te zien - alleen maar gebouwen, één per foto. Watertorens. Gashouders. Fabriekshallen. Vakwerkhuizen. Koeltorens. Hoogovens. Toen de Bechers naar verloop van jaren zagen dat `hun' gebouwen zich niet alleen in functie maar ook in vorm in soorten lieten opdelen begonnen ze hun foto's te exposeren in series.
Wie het werk zo beschrijft, koel en droog, zoals de Bechers dat zelf ook graag doen, doet hun werk geen recht. Op de drie tentoonstellingen die naar aanleiding van de bekroning zijn ingericht, is goed te zien dat er een vreemde emotionele lading door hun werk zindert.Het is wel even zoeken om die emotie te kunnen traceren.
In het Stedelijk, waar bijna vierhonderd foto's zijn te zien, valt sowieso op dat de Bechers fantastische fotografen zijn. Ze laten zich nooit verleiden tot romantische uitvluchten die hun concept kunnen verzwakken. Want daarin zit de kracht. Hun houten hijskranen zien er uit of een kind met een Meccano-doos is loos gegaan. De watertorens met hun enorme bollen zijn net ballonnen die ieder moment kunnen opstijgen. De fabriekshallen doen aan blokkige uitsmijters denken. En dat komt allemaal door die rigide seriematigheid: die tilt de afzonderlijke gebouwen uit de functionele anonimiteit, laat zien in welke details ze verschillen en verschaft ze daarmee een identiteit.
De serie Gevelwanden, gefotografeerd na 1970 zijn allemaal typische Duitse middenklasse-huizen. Voor het eerst hebben de Bechers daarbij een sprankje van hun objectiviteit laten varen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat deze huizen niet op verdwijnen staan. Dat heeft ze blijkbaar verleid tot de eerste vileine knipoog uit hun oeuvre. Het zijn huizen met een C&A-mentaliteit. Maar daarmee maken deze foto's ook iets duidelijk dat op de achtergrond altijd al schemerde: dat de Bechers ieder gebouw dat ze fotograferen (het moeten er al meer dan 10.000 zijn) zien als een individu, een wezen met schoonheden, mankementen en tekortkomingen. Wie dat beseft ziet ook dat onder al die zogenaamde koelheid altijd een warm hart voor die gebouwen heeft geklopt. Als echte mensen.
Bron: Hans den Hartog Jager/NRC Handelsblad.
Wie het werk zo beschrijft, koel en droog, zoals de Bechers dat zelf ook graag doen, doet hun werk geen recht. Op de drie tentoonstellingen die naar aanleiding van de bekroning zijn ingericht, is goed te zien dat er een vreemde emotionele lading door hun werk zindert.Het is wel even zoeken om die emotie te kunnen traceren.
In het Stedelijk, waar bijna vierhonderd foto's zijn te zien, valt sowieso op dat de Bechers fantastische fotografen zijn. Ze laten zich nooit verleiden tot romantische uitvluchten die hun concept kunnen verzwakken. Want daarin zit de kracht. Hun houten hijskranen zien er uit of een kind met een Meccano-doos is loos gegaan. De watertorens met hun enorme bollen zijn net ballonnen die ieder moment kunnen opstijgen. De fabriekshallen doen aan blokkige uitsmijters denken. En dat komt allemaal door die rigide seriematigheid: die tilt de afzonderlijke gebouwen uit de functionele anonimiteit, laat zien in welke details ze verschillen en verschaft ze daarmee een identiteit.
De serie Gevelwanden, gefotografeerd na 1970 zijn allemaal typische Duitse middenklasse-huizen. Voor het eerst hebben de Bechers daarbij een sprankje van hun objectiviteit laten varen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat deze huizen niet op verdwijnen staan. Dat heeft ze blijkbaar verleid tot de eerste vileine knipoog uit hun oeuvre. Het zijn huizen met een C&A-mentaliteit. Maar daarmee maken deze foto's ook iets duidelijk dat op de achtergrond altijd al schemerde: dat de Bechers ieder gebouw dat ze fotograferen (het moeten er al meer dan 10.000 zijn) zien als een individu, een wezen met schoonheden, mankementen en tekortkomingen. Wie dat beseft ziet ook dat onder al die zogenaamde koelheid altijd een warm hart voor die gebouwen heeft geklopt. Als echte mensen.
Bron: Hans den Hartog Jager/NRC Handelsblad.
17.30 2 Vandaag Nederland 2 - Interview met met de Britse documentaire-fotograaf Don McCullin, die meer dan 30 jaar in oorlogsgebieden werkte en aan wiens werk een tentoonstelling in het Amsterdamse fotografiemuseum is gewijd.
De kans dat de rechter de uitzending van beelden van de vriendin van Volkert van der G(raaf) verbiedt, is groot. Petra L(ievense) kan zich beroepen op een uit 1912 stammend artikel in de Grondwet over portretrecht. Volgens artikel 21 kan de vrouw publicatie van de beelden voorkomen als zij kan hardmaken dat dat haar belangen schaadt. Ze zou niet meer veilig zou zijn als haar gezicht bekend wordt, aldus haar advocaat.
Het draait erom of zij bij de rechter kan aantonen dat zij een redelijk belang heeft om niet afgebeeld te worden. "Mensen moeten niet over kleinigheidjes klagen,'' zegt media-ethicus Huub Evers, "maar persfotografen moeten de laatste tijd wel oppassen. Het blijkt dat mensen die in beeld zijn gebracht zonder dat ze daar toestemming voor hebben gegeven, vaker gelijk krijgen.''
Bron: Wegener Dagbladen.
Het draait erom of zij bij de rechter kan aantonen dat zij een redelijk belang heeft om niet afgebeeld te worden. "Mensen moeten niet over kleinigheidjes klagen,'' zegt media-ethicus Huub Evers, "maar persfotografen moeten de laatste tijd wel oppassen. Het blijkt dat mensen die in beeld zijn gebracht zonder dat ze daar toestemming voor hebben gegeven, vaker gelijk krijgen.''
Bron: Wegener Dagbladen.
woensdag, september 18, 2002
Oorlogsverslaggever Arnold Karskens in Vara TV-Magazine over de Amerikaanse oorlogsfotograaf James Nachtwey:
Sublieme beelden maakt hij, maar het klinkt wel erg vroom als deze ijdele man zegt er onder te lijden met andermans misère geld te verdienen. Bij de documentaire ‘James Nachtwey, oorlogsfotograaf’ knik ik welgeteld éénmaal instemmend. Dat is wanneer een Reuter-cameraman spreekt over de moordende concurrentie onder de media in oorlogsgebieden. ‘Het is business,’ zegt hij, ‘waar de hardste beelden het gretigst aftrek vinden. In zekere zin is het een ziekelijk gebeuren.’ Gelijk heeft-ie. Alleen is producent/regisseur Christian Frei een andere mening toegedaan. Deze Zwitser volgde de tweevoudig winnaar van de World Press Photo bij zijn bezoeken aan conflicten in voormalig Joegoslavië, Indonesië en het Midden-Oosten. Het resultaat is een 49 minuten lange film die de IKON uitzendt (de originele versie is 96 minuten) en een Oscar-nominatie in de categorie documentaire.
Het is een fraai document met pakkende beelden maar de realiteit op het slagveld is net een tikkeltje minder romantisch. Frei plaatst oorlogsfotograaf James Nachtwey op een voetstuk waar ethiek hoog in het vaandel staat. En zoals alle ijdele fotografen voldoet de 54-jarige Amerikaan graag aan dit imago. Zijn zacht uitgesproken woorden druipen dan ook van politieke correctheid. Zo achtervolgt hem de gedachte dat hij geld verdient met andermans misère. En dat doet-ie! Maar met zijn volle prijzenkast klinkt het te gelikt als hij zegt dat hij zijn medemens nog altijd prefereert boven winst en persoonlijke ambitie. In een ander fragment zien we Nachtwey een groep vrouwen op de Balkan benaderen die prompt in huilen uitbarst.
In een begeleidende verklaring stelt de oorlogsfotograaf dat hij alleen foto’s kan maken omdat hij geaccepteerd wordt door zijn onderwerp. Dat klinkt heel vroom, maar wie het klappen van de zweep kent, weet dat de vrouwen gebruik maken van de aanwezigheid van lenzen om hun emotie te uiten, ongeacht wie er achter staat. Ik bedoel, de waarheid gaat net een slag verder. Evenmin zien we James duwen te midden van collega’s om toch het juiste kader te krijgen voor een foto van een uitgemergelde ontheemde. Zo gaat het wel toe in de praktijk, neem dat van mij aan. Daarentegen vertelt Nachtwey dat zijn foto’s van uitgemergelde Afrikanen zijn genomen in een kamp waar eten naartoe werd gebracht. Nooit zou hij foto’s maken van stervenden en dan weer weglopen. Kijk, dat is over de rand.
Oorlogsfotografen zijn vampiers: ze zuigen het slachtoffer uit en vliegen weg. Dat klinkt erger dan het is. Die lui hebben niet voor een loopbaan als hulpverlener gekozen, maar de kijker moet ook niet voorgeschoteld krijgen dat het wel zo is. Echt kritische vragen ontbreken in de documentaire. Bijvoorbeeld waarom de betrokken ster-fotograaf vooral de oorlogen met een hoog CNN-gehalte afloopt, maar nauwelijks is te vinden bij vergeten conflicten als in Burundi of Angola. Als kijker wil ik meer weten over zijn inbreng als vaste medewerker van het weekblad Time bij de onderwerpkeuze. Ik wil iets leren over zijn techniek.
Overigens is het opmerkelijk dat geen enkele collega-fotograaf aan het woord komt over zijn werk. Wel ventileert CNN-verslaggeefster Christiane Amanpour een voorspelbare mening terwijl ik die nooit met een camera heb zien lopen. Een teken voor mij dat de maker het métier voor de show en glamour heeft gekozen. Over het eindproduct van James Nachtwey, zijn foto’s, kan ik kort zijn: Nachtwey is een van de beste oorlogsfotografen van het laatste twee decennia. Hij maakte sublieme beelden in talloze conflicten. Door zijn werk heeft hij veel mensen bewust gemaakt van de ellende waarvóór ze anders de ogen sluiten. Maar zijn foto’s bekijken, is als een bezoek aan een restaurant: als je bord met eten op tafel wordt geschoven, wil je niet weten hoe het er in de keuken toegaat. Het zou je eetlust kunnen bederven.
Sublieme beelden maakt hij, maar het klinkt wel erg vroom als deze ijdele man zegt er onder te lijden met andermans misère geld te verdienen. Bij de documentaire ‘James Nachtwey, oorlogsfotograaf’ knik ik welgeteld éénmaal instemmend. Dat is wanneer een Reuter-cameraman spreekt over de moordende concurrentie onder de media in oorlogsgebieden. ‘Het is business,’ zegt hij, ‘waar de hardste beelden het gretigst aftrek vinden. In zekere zin is het een ziekelijk gebeuren.’ Gelijk heeft-ie. Alleen is producent/regisseur Christian Frei een andere mening toegedaan. Deze Zwitser volgde de tweevoudig winnaar van de World Press Photo bij zijn bezoeken aan conflicten in voormalig Joegoslavië, Indonesië en het Midden-Oosten. Het resultaat is een 49 minuten lange film die de IKON uitzendt (de originele versie is 96 minuten) en een Oscar-nominatie in de categorie documentaire.
Het is een fraai document met pakkende beelden maar de realiteit op het slagveld is net een tikkeltje minder romantisch. Frei plaatst oorlogsfotograaf James Nachtwey op een voetstuk waar ethiek hoog in het vaandel staat. En zoals alle ijdele fotografen voldoet de 54-jarige Amerikaan graag aan dit imago. Zijn zacht uitgesproken woorden druipen dan ook van politieke correctheid. Zo achtervolgt hem de gedachte dat hij geld verdient met andermans misère. En dat doet-ie! Maar met zijn volle prijzenkast klinkt het te gelikt als hij zegt dat hij zijn medemens nog altijd prefereert boven winst en persoonlijke ambitie. In een ander fragment zien we Nachtwey een groep vrouwen op de Balkan benaderen die prompt in huilen uitbarst.
In een begeleidende verklaring stelt de oorlogsfotograaf dat hij alleen foto’s kan maken omdat hij geaccepteerd wordt door zijn onderwerp. Dat klinkt heel vroom, maar wie het klappen van de zweep kent, weet dat de vrouwen gebruik maken van de aanwezigheid van lenzen om hun emotie te uiten, ongeacht wie er achter staat. Ik bedoel, de waarheid gaat net een slag verder. Evenmin zien we James duwen te midden van collega’s om toch het juiste kader te krijgen voor een foto van een uitgemergelde ontheemde. Zo gaat het wel toe in de praktijk, neem dat van mij aan. Daarentegen vertelt Nachtwey dat zijn foto’s van uitgemergelde Afrikanen zijn genomen in een kamp waar eten naartoe werd gebracht. Nooit zou hij foto’s maken van stervenden en dan weer weglopen. Kijk, dat is over de rand.
Oorlogsfotografen zijn vampiers: ze zuigen het slachtoffer uit en vliegen weg. Dat klinkt erger dan het is. Die lui hebben niet voor een loopbaan als hulpverlener gekozen, maar de kijker moet ook niet voorgeschoteld krijgen dat het wel zo is. Echt kritische vragen ontbreken in de documentaire. Bijvoorbeeld waarom de betrokken ster-fotograaf vooral de oorlogen met een hoog CNN-gehalte afloopt, maar nauwelijks is te vinden bij vergeten conflicten als in Burundi of Angola. Als kijker wil ik meer weten over zijn inbreng als vaste medewerker van het weekblad Time bij de onderwerpkeuze. Ik wil iets leren over zijn techniek.
Overigens is het opmerkelijk dat geen enkele collega-fotograaf aan het woord komt over zijn werk. Wel ventileert CNN-verslaggeefster Christiane Amanpour een voorspelbare mening terwijl ik die nooit met een camera heb zien lopen. Een teken voor mij dat de maker het métier voor de show en glamour heeft gekozen. Over het eindproduct van James Nachtwey, zijn foto’s, kan ik kort zijn: Nachtwey is een van de beste oorlogsfotografen van het laatste twee decennia. Hij maakte sublieme beelden in talloze conflicten. Door zijn werk heeft hij veel mensen bewust gemaakt van de ellende waarvóór ze anders de ogen sluiten. Maar zijn foto’s bekijken, is als een bezoek aan een restaurant: als je bord met eten op tafel wordt geschoven, wil je niet weten hoe het er in de keuken toegaat. Het zou je eetlust kunnen bederven.
Vanavond is Peter Elenbaas te gast bij Barend en van Dorp (RTL4, 22.30) om te vertellen over het boek 'Amsterdam & de rest van de wereld' van de onlangs overleden fotograaf Wubbo de Jong.
Oorlogsfotografen zijn geen cynische ijzervreters die alles overhebben voor dat ene, ultieme shot. Dat blijkt uit de documentaire ,,War photographer'' over de bekende Amerikaanse fotograaf James Nachtwey, die volgende week te zien is op Ned. 1. Zijn Belgische collega Marleen Daniëls is blij dat het cliché eindelijk eens wordt doorgeprikt, maar waarschuwt wel voor de popularisering van de oorlog in de media.
Volgens Marleen Daniëls, die al vele jaren werkt voor het internationale agentschap Gamma, gaan sommige fotografen over de schreef. Bovendien kunnen beelden ook misbruikt worden voor politieke of propagandistische doeleinden: ,,Over het algemeen valt dat wel mee, maar waakzaamheid is geboden. Ik ben in situaties terechtgekomen waarvan ik wist: als ik nu niet wegga, dan gebeuren er dingen die niet door de beugel kunnen. Zo is het bekend dat de Tsjetniks in Bosnië de fotografen kwamen vragen of ze niets speciaals wilden. Zo van: als je wil, schieten we een moslim neer en dan haal je misschien de wereldpers. Met een foto kun je de publieke opinie bespelen en iets veranderen, zoals destijds met de gevangenkampen in Bosnië.''
Maar het hoeven daarom geen verschrikkelijke oorlogstaferelen zijn. ,,Een van mijn sterkste foto's gaat over kinderarbeid, hij toont een meisje dat batterijen kapot klopt in een achterbuurt in Calcutta. Dergelijke foto's hebben meer impact dan echte oorlogsfoto's. Het klinkt hard en onrespectvol, maar beelden van kapotgeschoten mensen raken de publieke opinie niet meer.'' Daniëls vindt het vaak verschrikkelijk om te doen. ,,Gelukkig heb ik altijd dat fototoestel tussen mezelf en de werkelijkheid. Dat helpt die vreselijke dingen te verwerken. Maar de klap komt vaak achteraf. Soms besef je pas in de donkere kamer wat je gefotografeerd hebt. En dat maakt de shock zelfs harder, omdat je daar helemaal alleen bent met die gevoelens. Ik spring heel voorzichtig om met dat soort beelden, want ook een dode heeft recht op privacy.''
Oorlogsfoto's moeten meer laten zien dan de oorlog, vindt Daniëls. Een goede oorlogsfoto toont hoe de mensen proberen te overleven in uiterst moeilijke omstandigheden en ondanks alles toch een zekere levensmoed bewaren. En dat mist zij meer en meer. ,,Er dreigt een popularisering van de oorlog. De media eisen dat je als oorlogsfotograaf constant beelden doorstuurt. En met de digitalisering van de fotografie is het alleen maar erger geworden. Terwijl ik het juist zo belangrijk vind om dieper op de zaken in te gaan. Ik ben dit soort werk aan het afbouwen. Ik kan niet meer achter de beelden staan die mijn agentschap kiest om te verdelen.''
De,,popularisering'' van de oorlog heeft ook tot gevolg dat de horde perslui die elkaar in brandhaarden voor de voeten lopen, steeds groter wordt. Daniëls: ,,Om naar Kosovo te geraken, moesten we urenlang aanschuiven voor een perskaart. Dan vertrokken we met een konvooi van 1200 journalisten, fotografen en cameramensen vanuit Macedonië. En in Kosovo moest je dan echt opletten dat je niet constant cameramensen en fotografen in beeld had.'' Marleen Daniëls reist liever naar een conflictgebied als de meeste fotografen alweer vertrokken zijn. Zo overweegt zij om nu pas naar Afghanistan te trekken. ,,De meeste media wekken de indruk dat alle Afghaanse vrouwen de burqa's hebben afgegooid. Dat is niet zo. Ik vind het belangrijk om ook dat te tonen.''
Ondanks alles blijft Daniëls toch rotsvast geloven in de fotografie als medium: ,,De kracht van het stilstaande beeld blijft ontzettend groot. Omdat je erbij moet blijven stilstaan, kijk je er automatisch langer naar. Als fotograaf kun je ook veel meer van jezelf in een beeld stoppen dan een cameraman.''
Bron: De Standaard
Volgens Marleen Daniëls, die al vele jaren werkt voor het internationale agentschap Gamma, gaan sommige fotografen over de schreef. Bovendien kunnen beelden ook misbruikt worden voor politieke of propagandistische doeleinden: ,,Over het algemeen valt dat wel mee, maar waakzaamheid is geboden. Ik ben in situaties terechtgekomen waarvan ik wist: als ik nu niet wegga, dan gebeuren er dingen die niet door de beugel kunnen. Zo is het bekend dat de Tsjetniks in Bosnië de fotografen kwamen vragen of ze niets speciaals wilden. Zo van: als je wil, schieten we een moslim neer en dan haal je misschien de wereldpers. Met een foto kun je de publieke opinie bespelen en iets veranderen, zoals destijds met de gevangenkampen in Bosnië.''
Maar het hoeven daarom geen verschrikkelijke oorlogstaferelen zijn. ,,Een van mijn sterkste foto's gaat over kinderarbeid, hij toont een meisje dat batterijen kapot klopt in een achterbuurt in Calcutta. Dergelijke foto's hebben meer impact dan echte oorlogsfoto's. Het klinkt hard en onrespectvol, maar beelden van kapotgeschoten mensen raken de publieke opinie niet meer.'' Daniëls vindt het vaak verschrikkelijk om te doen. ,,Gelukkig heb ik altijd dat fototoestel tussen mezelf en de werkelijkheid. Dat helpt die vreselijke dingen te verwerken. Maar de klap komt vaak achteraf. Soms besef je pas in de donkere kamer wat je gefotografeerd hebt. En dat maakt de shock zelfs harder, omdat je daar helemaal alleen bent met die gevoelens. Ik spring heel voorzichtig om met dat soort beelden, want ook een dode heeft recht op privacy.''
Oorlogsfoto's moeten meer laten zien dan de oorlog, vindt Daniëls. Een goede oorlogsfoto toont hoe de mensen proberen te overleven in uiterst moeilijke omstandigheden en ondanks alles toch een zekere levensmoed bewaren. En dat mist zij meer en meer. ,,Er dreigt een popularisering van de oorlog. De media eisen dat je als oorlogsfotograaf constant beelden doorstuurt. En met de digitalisering van de fotografie is het alleen maar erger geworden. Terwijl ik het juist zo belangrijk vind om dieper op de zaken in te gaan. Ik ben dit soort werk aan het afbouwen. Ik kan niet meer achter de beelden staan die mijn agentschap kiest om te verdelen.''
De,,popularisering'' van de oorlog heeft ook tot gevolg dat de horde perslui die elkaar in brandhaarden voor de voeten lopen, steeds groter wordt. Daniëls: ,,Om naar Kosovo te geraken, moesten we urenlang aanschuiven voor een perskaart. Dan vertrokken we met een konvooi van 1200 journalisten, fotografen en cameramensen vanuit Macedonië. En in Kosovo moest je dan echt opletten dat je niet constant cameramensen en fotografen in beeld had.'' Marleen Daniëls reist liever naar een conflictgebied als de meeste fotografen alweer vertrokken zijn. Zo overweegt zij om nu pas naar Afghanistan te trekken. ,,De meeste media wekken de indruk dat alle Afghaanse vrouwen de burqa's hebben afgegooid. Dat is niet zo. Ik vind het belangrijk om ook dat te tonen.''
Ondanks alles blijft Daniëls toch rotsvast geloven in de fotografie als medium: ,,De kracht van het stilstaande beeld blijft ontzettend groot. Omdat je erbij moet blijven stilstaan, kijk je er automatisch langer naar. Als fotograaf kun je ook veel meer van jezelf in een beeld stoppen dan een cameraman.''
Bron: De Standaard
dinsdag, september 17, 2002
Een Pakistaanse man die in de dagen voor 11 september vorig jaar de Twin Towers fotografeerde is veroordeeld tot zes maanden celstraf vanwege overtreding van de immigratiewet.
Ashar Butt (22) vertelde de federale politie (FBI) dat hij foto's maakte van het World Trade Center om de tijd te doden. Hij werd op 12 september 2001 gearresteerd nadat een fotolaborant de autoriteiten had ingelicht. Over enkele weken zal hij, na het uitzitten van zijn straf, worden uitgezet.
Ashar Butt (22) vertelde de federale politie (FBI) dat hij foto's maakte van het World Trade Center om de tijd te doden. Hij werd op 12 september 2001 gearresteerd nadat een fotolaborant de autoriteiten had ingelicht. Over enkele weken zal hij, na het uitzitten van zijn straf, worden uitgezet.
Morgen 18 september in Werelden, IKON Ned1. 22.55-23.55: First Kill.
Documentaire, waarin het verhaal van oorlogsfotograaf Eddie Adams. Na het maken van de beruchte, bekroonde foto van een generaal die op straat een Vietcong-soldaat neerschiet, ging hij gewoon lunchen.

Documentaire, waarin het verhaal van oorlogsfotograaf Eddie Adams. Na het maken van de beruchte, bekroonde foto van een generaal die op straat een Vietcong-soldaat neerschiet, ging hij gewoon lunchen.
Woensdag 25 september Ned.1 22.55-23.47:
James Nachtwey, War Photographer. De film van Christian Frei over James Nachtwey, voorheen bekend als gentleman onder de oorlogsfotografen.
Een aangrijpend portret van de beroemde oorlogsfotograaf James Nachtwey die leeft bij het motto van zijn voorganger Capa: ''Als je foto's niet goed genoeg zijn, sta je er niet dicht genoeg op.'' Om te illustreren hoe dicht Nachtwey, veteraan van vele slagvelden, op de actie staat heeft Frei een videocamera op het toestel van Nachtwey gemonteerd, waardoor er een zeer scherp beeld ontstaat van de werkwijze van de fotograaf en van het beroemde beslissende moment waarop hij afdrukt. (Parool)
James Nachtwey, War Photographer. De film van Christian Frei over James Nachtwey, voorheen bekend als gentleman onder de oorlogsfotografen.
Een aangrijpend portret van de beroemde oorlogsfotograaf James Nachtwey die leeft bij het motto van zijn voorganger Capa: ''Als je foto's niet goed genoeg zijn, sta je er niet dicht genoeg op.'' Om te illustreren hoe dicht Nachtwey, veteraan van vele slagvelden, op de actie staat heeft Frei een videocamera op het toestel van Nachtwey gemonteerd, waardoor er een zeer scherp beeld ontstaat van de werkwijze van de fotograaf en van het beroemde beslissende moment waarop hij afdrukt. (Parool)
De beroemde New Yorkse persfotograaf James Nachtwey is halverwege uit Visa pour l'Image gezet, het gerenommeerde festival voor fotojournalistiek in Perpignan.
Volgens festivaldirecteur Jean-François Leroy gedroeg Nachtwey zich agressief. 'Hij is een vedette en gedroeg zich als zodanig. Wij maken van de inzendingen van de deelnemers video's, waarvan we er tijdens deze editie 116 in zes dagen moesten presenteren. Nachtwey eiste buiten dat strakke schema om nog een extra presentatie op een moment dat hem uitkwam. Toen de regisseur van de presentaties hem zei dat dat onmogelijk was, werd Nachtwey handtastelijk en gaf hem een duw. Dat accepteer ik van niemand en ik heb daarom Nachtwey direct uit de competitie verwijderd.'
James Nachtwey fotografeert overal in de wereld ramp- en oorlogssituaties. Hij presenteerde in Perpignan zijn foto's van de aanslagen in New York op 11 september vorig jaar. Volgens Leroy is hij na zijn verwijdering uit de competitie van `Visa pour l'Image' direct vertrokken, want hij is niet meer gesignaleerd in Perpignan.
De veertiende editie van het festival is zondag afgesloten met de uitreiking van drie Visa d'Or-prijzen. Winnaars zijn Thierry Bordas van de krant La Dépêche du Midi (explosie van de fabriek in Toulouse), Felicia Webb (fotoreportage over anorexia in Groot-Brittannië) en Tyler Hicks voor een reportage over de oorlog in Afghanistan.
Bronnen: de Standaard, NRC Handelsblad.
Volgens festivaldirecteur Jean-François Leroy gedroeg Nachtwey zich agressief. 'Hij is een vedette en gedroeg zich als zodanig. Wij maken van de inzendingen van de deelnemers video's, waarvan we er tijdens deze editie 116 in zes dagen moesten presenteren. Nachtwey eiste buiten dat strakke schema om nog een extra presentatie op een moment dat hem uitkwam. Toen de regisseur van de presentaties hem zei dat dat onmogelijk was, werd Nachtwey handtastelijk en gaf hem een duw. Dat accepteer ik van niemand en ik heb daarom Nachtwey direct uit de competitie verwijderd.'
James Nachtwey fotografeert overal in de wereld ramp- en oorlogssituaties. Hij presenteerde in Perpignan zijn foto's van de aanslagen in New York op 11 september vorig jaar. Volgens Leroy is hij na zijn verwijdering uit de competitie van `Visa pour l'Image' direct vertrokken, want hij is niet meer gesignaleerd in Perpignan.
De veertiende editie van het festival is zondag afgesloten met de uitreiking van drie Visa d'Or-prijzen. Winnaars zijn Thierry Bordas van de krant La Dépêche du Midi (explosie van de fabriek in Toulouse), Felicia Webb (fotoreportage over anorexia in Groot-Brittannië) en Tyler Hicks voor een reportage over de oorlog in Afghanistan.
Bronnen: de Standaard, NRC Handelsblad.
maandag, september 16, 2002
ABN Amro koopt via een investeringsdochter een Britse winkelketen Jessops, gespecialiseerd in fotoapparatuur, fotopapier, film en accessoires. De overname kost ABN 116 miljoen pond, ongeveer 180 miljoen euro. De bank heeft omvangrijke groeiplannen met de winkelketen. ABN wil de winkelketen, die ook via internet verkoopt, naar het Europese vasteland halen. Door het sterke pond ziet de Nederlandse bank kansen voor export naar Europa.
Bill Warhurst, oorlogsfotograaf in dienst van de Engelse krant the Times, maakte zondag 17 september 1944 zijn eerste foto's op Nederlands grondgebied. Hij bevond zich ten zuiden van Valkenswaard, vlak achter een van de negen Shermantanks die zojuist in een Duitse hinderlaag waren gelopen en met pantservuisten waren uitgeschakeld. Het leek erop dat de opmars van het geallieerde Market Garden grondleger al na tien minuten tot stilstand was gekomen. De achterop komende Britse tanks ploegden echter hun weg over de velden en laagvliegende Typhoons zetten de aanval op de ingegraven Duitsers in. Warhurst bleef foto's maken. Een halve eeuw later vond Karel Margry de nooit gepubliceerde foto's in de kelders van the Times.
'Zo'n juffrouw nam me mee naar het foto-archief in de kelder en helemaal achterin staat die schoenendoos met de originele glasnegatieven van Billy Warhurst. Ongelooflijk! Die man heeft er met zijn snufferd bovenop gestaan! Het gevecht is in volle gang, je zìet het branden en die man staat gewoon rustig in het veld te fotograferen.'
Uiteindelijk vond Margry van alle vier de Britse fotografen die er die zondagmiddag ten zuiden van Valkenswaard bij waren, de foto's en films terug, met beelden die in de na-oorlogse verslaggeving over Market Garden nauwelijks terug te vinden zijn, omdat, zo stelt hij, de meeste belangstelling altijd uitging naar de dramatische gebeurtenissen rond de Rijnbrug in Arnhem, het beoogde doel van de operatie dat na tien dagen zware strijd 'een brug te ver' bleek.
Bron: Eindhovens Dagblad.
'Zo'n juffrouw nam me mee naar het foto-archief in de kelder en helemaal achterin staat die schoenendoos met de originele glasnegatieven van Billy Warhurst. Ongelooflijk! Die man heeft er met zijn snufferd bovenop gestaan! Het gevecht is in volle gang, je zìet het branden en die man staat gewoon rustig in het veld te fotograferen.'
Uiteindelijk vond Margry van alle vier de Britse fotografen die er die zondagmiddag ten zuiden van Valkenswaard bij waren, de foto's en films terug, met beelden die in de na-oorlogse verslaggeving over Market Garden nauwelijks terug te vinden zijn, omdat, zo stelt hij, de meeste belangstelling altijd uitging naar de dramatische gebeurtenissen rond de Rijnbrug in Arnhem, het beoogde doel van de operatie dat na tien dagen zware strijd 'een brug te ver' bleek.
Bron: Eindhovens Dagblad.
zondag, september 15, 2002

Paul McCartney zal een onbekende Beatlessong gebruiken voor de soundtrack van de filmmontage die momenteel wordt gemaakt van foto's van zijn gestorven vrouw Linda. Hij was oorspronkelijk van plan om het nummer 'Carnival of light' op te nemen in een van de compilatie-albums met niet uitgebracht Beatles-materiaal die in de jaren 1990 op de markt kwamen, maar George Harrison vond het nummer "te ver gaan". Nu Sir Paul werkt aan een "fotofilm" met zo'n 4.000 opnamen die zijn vrouw Linda van de "fab four" maakte, heeft hij besloten 'Carnival of light' in de soundtrack op te nemen.
Bron: Gazet van Antwerpen.
Een populaire bezigheid in Nederland, vooral in Amsterdam, is Vipspotting. Een groeiend aantal mensen trekt er elk weekend op uit om Bekende Nederlanders tegen te komen en dit via een sms-bericht te melden op www.vipspotting.nl. Misschien begint er ook iemand met een dergelijke site speciaal voor Bekende Fotografen. Dan is een middagje op de Dam al genoeg om een paar keer te scoren, zoals vanmiddag: 14.30 Thomas Schlijper 16.00 Kadir van Lohuizen. En wie daar geen zin in heeft kan de Kalverstraat inlopen om de prachtige poster van Don McCullin te bewonderen in de etalage van boekwinkel Waterstone's.
De Britse prins Harry, de jongste zoon van Charles en Diana, kreeg een bijzonder cadeau voor zijn achttiende verjaardag: een reportage door een van 's werelds beste portretfotografen, de Peruviaan Mario Testino. Testino was de favoriete fotograaf van zijn moeder, prinses Diana. Kort voor haar dood toverde hij de gekwelde prinses om in een onbezorgd model voor een beroemde reportage in Vanity Fair.
Harry volgde nu in haar voetstappen voor een fotoserie waarvan de opbrengst naar een goed doel gaat. Tijdens de zeer ontspannen fotoshoot nam hij op zijn beurt foto's van Testino, die tijdens zijn carrière al een rij sterren voor zijn lens had, variërend van Gwyneth Paltrow tot Madonna.
Mario Testino, die bij elke sessie een feeststemming weet te creëren, wist eerder al prins Charles te ontdooien. Na een mislukte reeks formele portretten plaatste hij Charles tussen de kippen bij diens buitenverblijf. Strooiend met kippenvoer kwam er zelfs een lach over de lippen van de als stug bekendstaande troonopvolger.
Harry volgde nu in haar voetstappen voor een fotoserie waarvan de opbrengst naar een goed doel gaat. Tijdens de zeer ontspannen fotoshoot nam hij op zijn beurt foto's van Testino, die tijdens zijn carrière al een rij sterren voor zijn lens had, variërend van Gwyneth Paltrow tot Madonna.
Mario Testino, die bij elke sessie een feeststemming weet te creëren, wist eerder al prins Charles te ontdooien. Na een mislukte reeks formele portretten plaatste hij Charles tussen de kippen bij diens buitenverblijf. Strooiend met kippenvoer kwam er zelfs een lach over de lippen van de als stug bekendstaande troonopvolger.